Teksten - Taal en woordenschat: EXAMENSLIPPERTJES
* Hij is niet meer zo vriendelijk als vroeger. Hij zegt nog wel een dag, maar geen goeie.
* Ze sloegen de ruiten kapot van alle auto's en fietsen die daar stonden.
* Ze hebben daar een grote hond. Als er iemand vanvoor belt, begint hij vanachter te blaffen.
* We hadden veel werk, want er waren boterkoeken voor 300 mensen die allemaal opengesneden en gesmeerd moesten worden.
* Reeds van aan De Kromme Elleboog kunnen we het achterste van tante Martha zien blinken als de zon erop zit.
* Velen gaan naar de winkel om een groot stuk vlees zoals mijn moeder.
* We mochten spelen met oude kleren van mijn grootouders die netjes gewassen en gestreken in hun kist liggen.
* We mochten een karretje maken met de overschotjes van grootvader.
* Nu ik miljonair ben, koop ik een kasteel van wel vijf miljard.
* Maar ja, om miljardair te zijn, moet je veel geld hebben.
* Hoe noemt men de plaats waar beenderen samenkomen? (gewricht) - De beenderen komen samen op het kerkhof.
* De beroemdste schilder uit die tijd was Pieter Breughel Rubens.
* Vader is een echte mopperaar. Hij kent altijd de laatste moppen.
* ... gelukkig dat onze stofzuiger nogal langdradig is.
* Er was waarschijnlijk een ongeval gebeurd, want de politie stak ons al voorbij in zijn flikker.
* Omdat het zo'n mooi weer was, mochten we nog enkele minuutjes overspel doen.
* Toen ik de brug overreden had, sloeg ik rechtsaf.
* Ik ben gestraft omdat ik naar de WC ben geweest achter de bel.
* Spaghetti smaakt naar macaroni, maar een beetje langer.
* Ik denk dat ik al lang dood zal zijn tegen dat ik tachtig jaar ben.
* Als grootvader nog leefde, zou hij zich doodgelachen hebben.
* Zus heeft pilletjes gekregen voor de afgang van de dokter.
* Ik ging mijn neef bezoeken die ziek was om hem geluk te wensen.
* We gaven haar een klein pakje met een grote theepot erin.
* Mijn zus was verkleed als verpleegster. Dat was gemakkelijk, want ze is verpleegster.
* "En nu, beste vrienden, gieten we het glas uit op onze dierbarejubilarissen."
* We speelden een leuk spelletje en wie won was dan de winnaar.
* Ik vind dat het gymnastiekuurtje het rapst voorbijgaat. Dat komt misschien omdat het maar een half uurtje is.
* Ik zette er mijn naam op, zodat iedereen kan zien van wie ze is. Ze is namelijk van mij.
* We mogen geen vuile spelletjes spelen op school, want we hebben daar onze kleren aan.
* We mogen de speelplaats niet verlaten, want we zouden onder een auto kunnen lopen en verongelukken en daarvoor moeten we toelating hebben.
* Hij vond de WC niet en gebruikte toen maar zijn zaklamp.
* Er waren veel Engelsen aan de kust, vooral Duitsers.
* Op een mooie dag in de vakantie toen het eens slecht weer was ...
* De vissen namen vlug de benen, toen ze de vissers hoorden aankomen.
* .. waar niks meer overgebleven is van al wat er te zien is.
* We zagen in de dierentuin apen, olifanten, giraffen en ook twee zustertjes waar ik nog bijgezeten heb in de kleuterschool.
* Het was een goede chauffeur. Met zijn ene hand stuurde hij, en met zijn andere zong hij liedjes.
* Tegen de avond kwamen we aan onze laatste rustplaats.
* Door de grote droogte zagen we overal lege plassen staan.
* Eerst vulden we onze buik en toen onze emmertjes met zand.
* "We zullen hem de kop inslaan", siste de bandiet, "of als dat niet helpt, een andere remedie."
* ... en opeens begon mijn hart te kloppen ...
* Ze schoten hem dood, juist toen hij een nieuw leven wilde beginnen.
* "Schiet eerst het licht uit", snauwde de boef, "dan zullen we zien!"
* Agenda: "Tegen morgen; de postbode verder afmaken."
* "Ik herinner het mij niet meer zo precies, maar in elk geval: het was onvergetelijk."
* De vissen steken de handen uit de mouwen om eitjes te leggen.
* De vogels leggen eitjes en na enkele dagen beginnen ze al rond te fladderen.
* Het wordt stilaan warmer, ik voel dat aan de kleren die ik uitgelaten heb.
* Mijn vriend houdt parkieten, kippen, Spaanse ratten, vier zussen en een motorboot.
* We hebben een huis van ongeveer drie verdiepingen.
* Ik lees het liefst sprookjes die echt gebeurd zijn.
* Sommige mannen gaan naar het café om hun gestorven vrouw te verdrinken.
* Ik denk later ook te trouwen met een vrouw die veel houdt van beesten zoals ik.
* Vader speelt het liefst met moeder, maar hij verliest dan altijd.
* Mijn broek gaat toe zoals een meisje.
* (Raket = vuurpyl) Een deel van de raket vliegt naar de maan, en de rest is dan natuurlijk naar de maan.
* We gingen naar Oostakker met een hele bende bedevaartgangers en -gangsters.
* De kerk gaat rap vooruit. Nu hebben de priesters al een broek aan.
* De nonnetjes zijn daar bekend voor hun zacht vlees.
* Mijn zus is nog wel in het klooster, maar ze heeft geen kleren meer aan.
* Voor kippen is eieren leggen een hoofdzaak.
* De rijken komen met hun auto, maar de gewone mensen met een paraplu.
* Hij is uit het venster op de vierde verdieping gesprongen, omdat hij te diep in de put zat.
* Gelukkig dat alle rode lichten groen waren.
* Opeens zag de grond zwart van de witte mieren.